Roman Querido
Marente de Moor
Fragment
Foon
was, met nog een stuk of twintig gebouwen, kleine en grote, waaronder een schooltje, de bakkerij en de artsenpost. Alles is leeg en verlaten, en vanbinnen met hetzelfde grijze gruis bestoven. Volgens mij komt het van de tijd, die te snel verstrijkt. De dagen vliegen steeds sneller om, de tijd probeert af te remmen, daar
FOON
komt stof bij vrij. Verder, naar het moeras. Dat heeft Ik hoor niets, maar het
nog nooit iemand iets opgeleverd, niet in vredestijd
begint al licht te worden.
tenminste, in dit land is moeras bedoeld voor muggen
Voor mij tekent zich het
en vijanden, als je die uitroeit heb je er niets meer aan
behang af met de kegel-
en ligt het maar zo’n beetje te stinken, als een bezo-
tjes en driehoekjes, ach-
pen veteraan op de keukensofa. Kilometer na kilome-
ter mij wacht de kamer. Met de half verduisterde ra-
ter vervelende wildernis volgen elkaar op tot aan de
men en de gebroken vensterbanken. Met het fluwelen
provinciegrens, als we een flink stuk naar het zuidoos-
stoeltje waarop mijn overgooier hangt alsof ik er nog
ten trekken komen we bij de hoofdstad, die heeft nog
in zit. Met de eettafel, vier poten in het tapijt, de kast
wat duizendjarige steden achter de hand. Verder, ver-
met de porseleinen dieren en nog maar drie kristallen
der, koepels, poorten, burchten, heel veel steppe, bos-
glazen, met de drempel die me zo de kolere wenst, en
sen met bomen die almaar hoger worden, dorpen met
de gang die me zal spiegelen als een zwarte sloot. In de
mensen die steeds minder zeggen, de klok rent vooruit,
gang staan twee deuren op een kier, de ene leidt naar
het wordt later of moet ik zeggen eerder, in ieder geval
de keuken met de afwas, de andere naar de kamer met
rukken er zeven tijdzones uit het oosten op tot aan mijn
hem erin.
bed. Vóór mij dus deze kegeltjes en driehoekjes. Ik heb
De voordeur zit op het slot. Toch glijdt tussen deur
ze een week na de verhuizing op de wand geplakt. Wat
en drempel het ijs van de veranda naar binnen en duwt
dacht ik toen? Dat er snel een beter behang overheen
tegen die veranda de tuin waarop nog zo’n dertig cen-
zou komen. Niet dat ik er na een oogwenk van eenen-
timeter sneeuw ligt. Achter de tuin staat het hek naar
dertig jaar nog naar zou liggen staren.
het pad, daarop zullen mijn voetstappen de eerste zijn
en de laatste, zoals de meeste dagen. Laten we niet stil-
slaapt nog. De trein trekt alleen ’s nachts door deze
staan bij deze eenzaamheid, laten we doorlopen, links
bossen, zoals de vossen en de dassen. Achter de muur
het huis van Serpjakov passeren, met de ramen die dof
liggen dingen die me geruststellen. De keurig opgesta-
en grijs zijn geworden als de ogen van een staarlijder,
pelde houtvoorraad, de beek met de snoeken, forellen
en rechts de bushalte, ook al verlaten. Zo’n tien jaar,
en kreeftjes, het bos, dat we altijd het sprookjesbos
schat ik, misschien langer. In ieder geval was het in
noemden omdat er tot ver buiten het seizoen goede
hetzelfde jaar dat de bussen wegbleven en onze enige
paddenstoelen groeien. Ze houden ons in leven, ook al
buurman vertrok. In het jaar dat ik me liever niet her-
beweren de autoriteiten dat we sinds 2012 niet meer
inner.
bestaan. Ze hebben ons uit de registers geschrapt, ach-
We noemden hem Serpjakov de Vriendelijke. In
ter de naam van ons dorp staat het inwonertal nul. Ver-
deze streek was zijn karakter al even uitzonderlijk als
der, wat hebben we daar verder nog... de grote weg.
zijn complete gebit. Laten we het erop houden dat hij
Asfalt en rails. Het zwarte meer, dat echt zo heet, en
het zich in ieder geval kon veroorloven breeduit te la-
de mijnen, die de partizanen in het mos hebben rond-
chen. En hij dronk niet, zelfs niet toen zijn vrouw over-
gestrooid in de hoop dat een Duitser er zijn voet op
leed. We weten niet waarom hij weg is gegaan, hij had
zou zetten. Van daaruit is het nog een uurtje rijden en
juist de daklijsten van zijn huis in de lak gezet. Mis-
je bent bij Europa, de Letten. De anderen. Mijn positie
schien nam hij wel die laatste bus en kon hij gewoon
tussen het een en het ander, met honderdvijftig kilome-
niet meer terug. Misschien is het niet meer dan dat.
ter voor de boeg en negenduizend in de rug, is niet erg
evenwichtig te noemen.
8
Na de bushalte komt het veld, dat eens een akker
Een minuut of vijf zal het nog stil blijven, alles